
Jurisprudentie
BG5304
Datum uitspraak2008-11-17
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805054/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805054/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 7 augustus 2006 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [verzoekster] een boete opgelegd van € 16.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen.
Uitspraak
200805054/2.
Datum uitspraak: 17 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 mei 2008 in zaak
nr. 07/2917 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2006 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [verzoekster] een boete opgelegd van € 16.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen.
Bij besluit van 1 juni 2007 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) het daartegen door [verzoekster] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 mei 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda het daartegen door [verzoekster] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 1 juni 2007 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 juli 2008.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 november 2008, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. P.J.M. van Kuppenveld, advocaat te Oss, en de minister, vertegenwoordigd door mr. C. Steemers, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 1 juni 2007 worden opgeschort totdat op het hoger beroep is beslist.
2.2. Aan haar verzoek heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat, indien de haar opgelegde boete hangende hoger beroep wordt geïnd, dit bij haar tot grote financiële problemen zal leiden.
[verzoekster] heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij door de opgelegde boete in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat, naar ter zitting is gebleken, de minister bereid is een betalingsregeling te treffen, waarbij de betaling van de boete in ieder geval over een periode van 24 maanden - en in uitzonderlijke omstandigheden over een periode van 36 maanden - kan worden gespreid. Voor zover [verzoekster] heeft aangevoerd dat het gezin van de vennoten afhankelijk is van de inkomsten uit het restaurant en het gezinsinkomen feitelijk al onder het bijstandsniveau ligt, heeft de minister ter zitting uiteengezet dat bij het treffen van een betalingsregeling de beslagvrije voet in acht zal worden genomen.
Onder deze omstandigheden ontbeert het verzoek het voor het inwilligen daarvan noodzakelijke spoedeisende belang en bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening geen aanleiding. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Prins
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2008
363.